Zelfbouw mijn in H0
Origineel geschreven door L vd Hoeven
Gepubliceerd in Hobby Bulletin, maart 17e jaargang - 1965
Originele titel: Memoires van een treintjesgek
(Vervolg van De eerste tafelbaan)
Schilder dus eerst! Ramen en deuren zitten meestal aan één gietstuk. Laat ze rustig aan elkaar zitten, dat houdt gemakkelijker vast. Een heel handig hulpmiddel is „Plasticine”, een soort niet-drogende boetseerklei.
Kneed van de klei een bal en druk die op de werktafel. De geschilderde onderdelen steekt u even in die homp klei en zo kunnen ze mooi drogen. Ook op andere manier is die klei goed te gebruiken, daar vertel ik nog over bij het verhaal over de bouw van een schachtbok.
Bij het verwerken van triplex zijn natuurlijk een zaagbeugel, fijne en grove zaagjes, een figuurzaagplankje, een drilboor en fijn schuurpapier nodig.
Vliegtuigtriplex kan beter worden gesneden dan gezaagd. Wanneer de wanden en ramen van een gebouwtje op het triplex zijn afgetekend (om goed „haaks” te werken, zal er een driehoek of tekenhaak aan te pas moeten komen), snij ik met een vlijmscherp mes langs een ijzeren lat de nodige stukken uit het triplex. Onder het triplex leg ik een dik stuk karton om te voorkomen, dat het mes — bij stevig drukken kan dat gebeuren — in de tafel snijdt. Vroeger maakte ik kozijnen zelf van fineer, maar tegenwoordig maak ik dankbaar gebruik van Faller-onderdelen. Een schuifmaat is hierbij onmisbaar, want daarmee neem ik nauwkeurig de maten van ramen en deuren. Die maten zet ik uit op het triplex, snij de stukjes hout weg op de eerder beschreven manier en meestal zijn dan en deuren zo mooi pas, dat ze in de ontstane openingen passen. Is het gat iets te groot, dan doet een druppel lijm wonderen. Dat snijden in triplex vereist wel een vaste hand. Liever gezegd: twee vaste handen. Eén, om de liniaal stevig aan te drukken, zodat deze tijdens het snijden niet kan verschuiven en de ander, die het mes stevig, zonder aarzeling langs de liniaal in het hout drukt. Het resultaat is altijd veel strakker dan dat van de figuurzaag.
Wie zelf wel eens een loc-motor schoonmaakt, moet natuurlijk een paar kleine schroevedraaiers, enkele tangetjes, en een goed pincet hebben. Z.g. sleutel vijltjes zijn ook onmisbaar. Koolborstelhouders sohoonmaken gaat prachtig met een pijpreiniger, gedoopt in aanstekerbenzine of trichloor.

Hier worden twee gedeelten van een schachtbok aan elkaar gelijmd. Ze zijn haaks op elkaar in een stukje Plasticine (boetseerklei) gestoken. De linkerhand houdt de twee stukken aan de bovenkant vast, terwijl de rechter de tube met lijm hanteert.
De echte modelbouwer — de man die zelf locomotieven bouwt — zal natuurlijk nog over veel meer gereedsschap moeten bsschikken. Een draaibankje behoort daar zeker 'bij. Ik waag me niet aan dit soort werk en kan daarover dan ook niets vertellen.
Verder: een fijne soldeerbout èn een z.g. soldeerrevolver. Je staat versteld, wat er aan een beetje baan valt te solderen. In zo’n geval is de soldeerrevolver een verrukkelijk wapen. Echt iets om met een verjaardig of sinterklaas boven aan de verlanglijst te zetten. (Schrik niet: een gulden of twintig, dertig is daar wel mee gemoeid.) Natuurlijk gaat het met een kleine elektrische bout ook.
Vaak werk ik met fineer. Dat hout wordt o.a. voor inlegwerk gebruikt. Het is nog geen millimeter dik en kan uitstekend worden gebruikt voor het bouwen van steunen voor pijpleidingen, kleine bruggen, schuttingen en traptreden. Mijn schachtbokken maakte ik er grotendeels van. Een gewoon knutselmes is voor het afsnijden van dunne strookjes niet meer te gebruiken, want dan rafelt het hout snel. Met een scheermesje in een houder zijn er flinter-dunne strookjes van te snijden. Bij het inelkaar zetten van de „poten” van de schachtbok gebruikte ik als hulpmiddel de plasticine. De foto’s zullen hierbij beter dan woorden duidelijk maken, hoe dat ging.

Natuurlijk laat er wel eens zo’n heel klein stukje fineer los. Dan moet er een pincet aan te pas komen, om het weer op z’n plaats te brengen. U ziet: de schachtbok is hier bijna klaar.

Zó werd de schachtbok gebouwd: Dwars over de ijzeren liniaal ligt een gedeelte van zo’n schachtbok. Tussen de twee handen de glasplaat, waarop de dunne stroken fineer „tijdelijk” zijn vastgelijmd. Het scheermesje wordt voorzichtig tussen werkstuk en glasplaat doorgetrokken.
Gewone wasknijpers en elastiekjes, daar zult u veel gemak van hebben. Als de muren van een gebouw klaar zijn, wil ik wel eens even zien, hoe het staat op de plaats, die ik ervoor heb bestemd. Eén of meer elastiekjes — met overleg om de muren' gelegd — houden het geval wel even overeind. Nog meer gereedschap: een ijzerzaagje, een handboorklem, een boortol en niet te vergeten: een draadstripper. (Ik weet niet eens, of dit wel de goede benaming is), maar het ding knipt zwak- stroomdraad en haalt ook de isolatie van de kern af. Gaat heus beter dan met de tanden en is niet duur. Verder zijn er bij mij thuis twee scharen: één door mijn vrouw afgedank exemplaar èn een goede, waar ik niet aan mag komen!
Misschien is mijn opsomming niet volledig geweest, maar het meeste gereedschap heb ik nu toch wel opgenoemd.

De twee schachtbokken van de mijn ,,St. Vincent" bij zons-ondergang gefotografeerd! Het toestel werd bij de opname gelijk met de tafelrand geplaatst, zodat de twee schachtbokken lekker tegen de lucht afsteken. Ook de — onscherp gehouden — achtergrond doet het goed. Toch had ik dat licht in de mast korter moeten laten branden, want nu vertoont het lampje een storende ..ster". Een volgend keer beter!
(Wordt vervolgd)