Maak zelf rails voor spoor 0


Origineel geschreven door Hans Tijl, ontwerp: J. H. Wervers
Gepubliceerd in VT Vrije Tijd, februari 1970
Originele titel: Met groot spoor de kamer door: maak zelf rails voor spoor O

Het rijden met modelspoor dwars door de kamer kan verbazingwekkend leuk zijn. Zelfs keuken, slaapkamer, balkon of tuin, kortom het gehele huis kan in een grote spoorvlakte worden herschapen. Dat is natuurlijk alleen mogelijk met de grotere schalen, waarbij spoor 0(schaal 1:45, spoorbreedte 32 mm) wel het meest geschikt is voor gebruik binnenshuis.

Jawel, de grote schalen (0 en 1) maken weer opgang. De mogelijkheden van het grotere spul worden opnieuw ontdekt. Dat zijn er vele. Ook voor de flatbewoners. Spoor 0 is minder kwetsbaar dan de kleinere schalen en kan gewoon op de vloer worden uitgelegd. Het vereist geen ruimte-verslindende spoortafel met al of geen takeltoestand. Bij deze schaalgrootte ligt het accent helemaal op de trein, iets dat je van de kleinere schalen zo langzamerhand niet meer kan zeggen. Landschapstofferingen, beveiligingssystemen enzovoort maken het werken met N, TT of HO vaak tot een veelomvattende en kostbare zaak. Dit in tegenstelling tot spoor 0. We moeten ons hierbij beperken, want de schaalverhoudingen zijn immers groter. En dat maakt de kostenfactor merkwaardig draaglijk. Vooral wanneer zelf ook nog wat wordt gedaan.
Ook een leuke overweging is, dat het plezier aan het grote spoor niet alleen is weggelegd voor de ouderen, maar evenzeer voor de jonge spoorenthousiasten. Je kunt het zo lekker beetpakken en ook op grote afstand blijven de details ruimtschoots zichtbaar. Niet het minst ontleent het grote spoor zijn charme aan het opwindende klikken van de wielen over de raillassen. En juist die rails zijn door iedereen gemakkelijk zelf te maken.
De rail is een eerste voorwaarde voor het laten rijden van de trein. Ze kan ook gerust worden gezien als een eerste stap in de richting van modelbouw in schaal 0. Uitgangspunt voor de in dit artikel beschreven modelrails was de factor stevigheid, wat voor veelvuldig monteren en demonteren beslist noodzakelijk is. Bovendien zijn ze zodanig ontworpen, dat ze zowel voor de steeds meer in zwang gerakende handelsprodukten in schaal 0(Pola Maxi en Rivarossi) als voor het spoor-0-materieel van voor de oorlog (Márklin, Hing enzovoort) kunnen worden gebruikt. In het laatste geval moeten de locomotieven worden omgebouwd voor het tweerailsysteem, of moeten de rails warden voorzien van een derde rail. In onze eerste spoor-O-aflevering behandelen we het zelf bouwen van rechte rails voor het tweerailsysteem.

De ijzeren weg
Maar eerst verdiepen we ons in wat spoorwegzaken. Elke modelspoorliefhebber behoort natuurlijk te weten wat in werkelijkheid de ijzeren weg inhoudt en in welke variaties die voorkomt.
Sedert de opening van Engelands eerste spoorlijn (Stockton-Darlington,1825) werden bij de aanleg van spoorwegen tal van spoorbreedten toegepast. Overigens werd op dit eerste lijntje gebruik gemaakt van de door George Stephenson - de pionier van de spoorweg - ontworpen stoomlocomotief. De spoorbreedten kunnen we met betrekking tot de belangrijkste openbare spoorwegbedrijven onderscheiden in smalspoor (1006 mm, 1067 mm), normaalspoor (1435 mm) en breedspoor (1524 mm, 1676 mm). De tussen haakjes vermelde spoorbreedten geven enkele veel voorkomende breedten aan; er zijn er echter nog veel meer. Voor deze verschillen kunnen allerlei oorzaken worden aangewezen. Enerzijds vreesde men dat de spoorwegwagons te ver van huis zouden geraken, anderzijds speelden politieke, economische of technische motieven een rol.
Technisch bezien heeft het smalspoor in bergachtig gebied grote voordelen door de geringe boogstralen. Een voorbeeld hiervan is de Rhätische Bahn in Zwitserland, waar op meterspoor een „normaalsporige" dienstregeling wordt uitgevoerd. Economisch bezien is het smalspoor aanzienlijk goedkoper dan het normaalspoor vanwege de kortere dwarsliggers en het smallere ballasthed. Dit behoeft echter weer niet in te houden dat de rijtuigen ook smaller zijn. Het materieel van de Zuidafrikaanse spoorwegen is vrijwel even breed als het Westeuropese. Alleen de snelheden liggen bij smalspoor uiteraard lager dan hij normaalspoor.
De typische voorbeelden van breedspoor in Europa zijn Spanje (1676 mm) en de Sovjetunie (1524 mm). De oorzaak van toepassing van breedspoor ligt hier meer op het politieke vlak.

Doordat ze een andere spoorbreedte kozen dat de omringende (potentieel vijandelijke) landen kon de vijand niet makkelijk met treinen vol met soldaten en militair materieel binnenvallen. Ook bevoorrading van troepen werd bemoeilijkt

Voor onze modelbouw nemen we het normaalspoor als voorbeeld. In Europa en de Verenigde Staten wordt het normaalspoor (1435 mm) het meest toegepast. Door normalisatie werd een intensief internationaal spoorwegverkeer mogelijk. Het materieel van de Britse spoorweken is smaller, maar dat heeft in hoofdzaak historische achtergronden. Een leuk vuistregeltje is, dat het rollend materieel een maximale breedte mag hebben van driemaal de spoorbreedte. Op normaalspoor zou dus 4,3 m breed materieel mogelijk zijn, waarmee ook het smalspoor met breed materieel is verklaard.
Het normaalspoor is waarschijnlijk afgeleid van het met een paard bespannen rijtuig (het karrespoor). Dit geldt trouwens ook nog steeds voor de meeste typen auto's. U kunt het zien wanneer een auto over normaalsporige trainrails rijdt.
De spoorweg bestaat in principe uit een baanlichaam, dat in vlak land hoger ligt dan de omgeving. Op het baanlichaam is het ballastbed aangebracht (grind, steenslag, hoogovenslak en soms zand). Het ballastbed moet goed droog zijn, anders kunnen door opvriezing of verzakking ongelukken ontstaan. Op het ballastbed wordt het spoor aangelegd, bestaande uit dwarsliggers en spoorstaven.

spoor-0-recht2Het leggen van het spoor is millimeterwerk in ballast. Het spoor moet volkomen vlak liggen, omdat elke oneffenheid via de wielen en de vering in het interieur van de trein voelbaar is.
De spoorstaven zijn min of meer proefondervindelijk tot hun huidige profielvorm gekomen. Aanvankelijk werd een hoedprofiel toegepast, dat veel ondersteuning vroeg. Het walsen van profielen stond toen nog in de kinderschoenen. Veel korte stukken moesten dus met lasplaten en houtverbindingen worden verbonden. Oorspronkelijk werden de rails op langsliggers en blokken natuursteen gefundeerd. Later is de houten dwarsligger algemeen in gebruik genomen, terwijl de hoedrail via de peervormige rail tot het thans gebruikelijke Vignoles-profiel evolueerde.
Naast de houten dwarsliggers werden stalen dwarsliggers toegepast. De betonnen dwarsliggers zijn de laatste 20 jaar tot ontwikkeling gekomen. De houten dwarsliggers zijn met creosootolie geïmpregneerd en zijn wel de meest ideale vanwege hun taaie en elastische eigenschappen. Bij een ontsporing zal een spoor met houten dwarsliggers minder schade ondervinden en eerder weer berijdbaar zijn; de afsplinteringen hebben geen invloed op de spoorbreedte. De stalen dwarsliggers verbuigen en de betonnen verbrijzelen. Het betonspoor kan over een lengte van kilometers worden vernield.
Bij het grote spoor werden als houtsoort voor de dwarsliggers vuren, grenen, beuken, eiken en tropische houtsoorten gebruikt. De afmetingen van de dwarsliggers zijn: lang 250-276 cm, dik 12,5-16 cm en breed 29-28 cm, afhankelijk van de in¬zichten van de betrokken spoorwegmaatschappij. Bij de NS zijn de maten: lang 265 cm (plus of min 5 cm), dik 15 cm en breed 25 cm.
De spoorstaven zijn 12, 15, 18, 24 en 30 m lang en worden door lasplaten en bouten met elkaar verbonden. Tegenwoordig wordt steeds meer het langgelaste spoor zonder voegen toegepast.

Nu in model
Voor ons modelsponr in schaal 0 is de houten dwarsligger wel de meest ideale. Als houtsoort nemen we beuken, omdat het door de compacte structuur uitstekend kan werden verwerkt. De maten van de dwarsliggertjes zijn afgestemd op in de handel verkrijgbare spoorstaven en spoorspijkertjes. We houden aan: lang 60-65 mm, breed 9 mm en dik 4,5-5 mm. De langslatten, die van de dwarsliggermat een stijf geheel maken, zijn 12 mm breed en 3 mm dik. Dwarsliggers en langslatten worden met elkaar verbonden door lijm en 1/4duims draadnageltjes.
Voor onze modelbaan is een raillengte van 50 cm het gunstigst. De spoorstaven zijn namelijk verkrijgbaar in lengten van 1 m. Dit geldt alleen voor het metrieke stelsel. Kopen we de spoorstaven per yard, dan is een halve yard de aangewezen rail lengte, maar in dat geval moet de tekening op het werkblad worden omgewerkt. Maar door algemene invoering van het metrieke stelsel zal het omrekenen spoedig wel tot het verleden behoren. De spoorstaven kunnen uit messing of nieuwzilver zijn samengesteld. In beide gevallen nemen we de rails met een profielhoogte van 4,5 tot 5 mm. Deze rail biedt de meeste mogelijkheden en is behoorlijk stijf. Vooral het laatste is met het oog op los gebruik van groot belang.

Met enige nadruk willen we stellen, dat het maken van modelrails enige nauwkeurigheid vereist. Doe het dan ook met veel geduld, het werktempo gaat vanzelf wel omhoog.

De railmat

De railmat moet worden samengesteld uit dwarsliggers en langsliggers. Samen vormt dit een niet gemakkelijk te verbuigen geheel. Allereerst maken we een flink voorraadje dwarsliggers. We kunnen rails maken met 13, 17 of 20 dwarsliggers, al naar gelang van onze persoonlijke smaak of beschikbare tijd. Het benodigde aantal op een vlakke werktafel uitleggen met de juiste tussenmaten. Hierbij is het wel aan te bevelen een mal te maken, die vooral bij een grote produktie onmisbaar is.
Vervolgens bepalen we de plaats van de langsliggers. Eerst zetten we op de dwarsliggers de hartlijn uit (het midden van de gehele constructie). Dan de hart-op-hart-afstand van de spoorstaven bepalen, wat tevens de hartafstand van de langs¬liggers is. Deze afstand is dus 32 mm plus de breedte van de railkop. De helft van deze maat zetten we aan weerszijden van de hartlijn uit. Dit kan slechts op enkele plaatsen gebeuren, bijvoorbeeld op de buitenste en de middelste dwarsliggers. Het hart van de spoorstaven én van de langsliggers is nu bepaald. Voor het monteren van de langsliggers hanteren we een hulpmiddeltje. Vanuit de punten die de hartafstand van de langsliggers aangeeft, zetten we in de richting van de hartlijn 6 mm (halve breedte van de langsligger) uit. De nu gevonden punten verbinden we door een lijn, waartegen we het zijvlak van de langsligger schuiven.
De langsliggers met draadnageltjes(1/4) en een kloddertje lijm up de dwarsliggers bevestigen. De gaatjes moeten beslist werden voorgeboord, anders splijt het hout. De draadnageltjes ietwat met een drevel verzinken. Nu draaien we de railmat om en vijlen punten van te ver doorgeschoten nageltjes lot de bovenkant van de dwarsligger af.

De spoorstaven
Voor het bevestigen van de spoorstaven maken we weer gebruik van de - reeds op de andere zijde afgetekende - hartlijn van de totale constructie en de hartafstand van de spoorstaven. De plaats van de spoorstaven bepalen we met hetzelfde hulpmiddeltje als voor de langsliggers is gebruikt. In dit geval dus de halve breedte van de voet van de rail uitzetten. We leggen de spoorstaven dan op de juiste plaats en controleren nu voortdurend, ook bij de verdere werkzaamheden, de spoorbreedte (32 mm) met een railmal.
Met een priem tekenen we de gaatjes af waar de spoorspijkertjes moeten komen. In elke dwarsligger moeten de gaatjes aan beide zijden van de rail schuin tegenover elkaar (zogenaamd verzet) worden geplaatst. Alle spijkergaatjes moeten we nu voorboren met een boortje dat iets dunner is dan het spoorspijkertje. De gaatjes boren tot op de langsligger.
Het spijkeren is een vak apart. Eerst alle spijkertjes in de gaatjes drukken. We beginnen met het aanslaan bij de buitenste en middelste dwarsligger. Telkens één bevestigingspunt bewerken en de spijkertjes om en om met een dreveltje gelijkmatig aanslaan. Dit slaan is uitermate belangrijk en moet gebeuren tot het moment dat het nageltje op de voet van de railstaaf stuit. Met een tangetje het spoorspijkertje net voor het stuiten loodrecht up de spoorstaaf richten. Na het moment van stuiten beslist niet doorslaan, want dan gaat het nageltje weer los. Door goed slaan met de hamer (gewicht liefst 100 gram) kan werden voorkomen, dat de kop van het spoorspijkertje verbuigt.

Schilderwerk
De railmat kan na het monteren van de rails worden geschilderd. Het kan ook in etappes gebeuren, bijvoorbeeld eerst onderkant en zijkanten en na het aanbrengen van de spoorstaven de bovenkant. Als verfsoort kunnen we het best carbolineum gebruiken. Dit komt qua reuk en kleur het best met de werkelijkheid overeen. Met een paar vieze vingers moeten we wel rekening houden; daar carbolineum namelijk nogal vettig is. Ook is het mogelijk de railmat te beitsen, maar dat geeft een minder „echt" effect. Wanneer we te werk gaan volgens deze methode, lukt het maken van de rails altijd. Het is een „dankbaar" werkje, telkens weer wordt het spoorwegnet zichtbaar uitgebreid. De losse stukken rail (lengte 50 cm) kunnen tenslotte met raillassen worden verbonden.

spoor-0-recht1spoor-0-recht-werkblad

Railbouwmaterialen en wat toebehoren voor spoor 0 (schaal 1:45, spoorbreedte 32 mm). De rails zijn hier samengesteld uit 17 dwarsliggers. Voor de stapel dwarsliggertjes liggen de 1/4 spijkertjes. Van de railmat (zonder spoorstaven wordt links de onderzijde en rechts de bovenzijde getoond. Op de voorgrond de spoorspijkertjes (let op de haaks omgebogen kop) in twee uitvoeringen. De spoorstaven zijn verkrijgbaar in nieuwzilver en messing; daarvoor de raillasjes waarmee de losse stukken rail tot een baanvak kunnen worden verbonden. De bananenwagen en het personenrijtuigje zijn van Pola Maxi; de overige drie wagens werden zelf gebouwd. De wielen zijn met asjes in de handel verkrijgbaar.

Zie ook Bochtenwerk met spoor 0