Zelfbouw NS locomotief serie 1100
Origineel geschreven door een onbekende schrijver
Gepubliceerd in Handig Bekeken, oktober 3e jaargang - 1950
Originele titel: Zó maakt u hem! Bouwbeschrijving van de Bo-Bo-loc voor H0

Onlangs werd mij naar dit artikel gevraagd door de heer Quik omdat hij dit model heeft geërfd en graag wil herstellen. Onderaan deze pagina vind u een foto van het model in huidige staat.
Op het oog is ons nieuwe wedstrijdmodel, de „Bo-Bo” vrij eenvoudig te bouwen, maar heeft U de tekeningen al bestudeerd?
De dakconstructie is niet zó eenvoudig als U denkt, en dan de twee draaistellen: daar gaan een paar slordige uurtjes mee heen, omdat ze geheel afwijken van de normale draaistellen, die onder de motorwagens der NS zitten. De aspotten glijden hier niet in scheenplaten maar zijn geheel afgehangen in rubber.
Bij het uitschrijven van de wedstrijd zijn we uitgegaan van de gedachte een modellocomotief te doen bouwen, die zo weinig mogelijk van de originele afwijkt doch daar in HO wordt gebouwd, d.w.z. 1:88, kan niet alles precies in verhouding weergegeven worden. De stroomafnemer bv. zou zo dun worden als filligrainwerk. Daarom zult U verschillende onderdelen in afwijkende vorm vinden. Houdt U zich echter aan de tekeningen, dan houdt U zich aan de wedstrijd.
Op de „Exploded view” tekening van de Bo-Bo zijn alle onderdelen genummerd. (Denk nu niet, dat U met 53 onderdelen klaar bent, want het is toch niet nodig alle acht wielen te nummeren. Pos. 28 is dus één wiel, hiervan worden acht stuks gemaakt of gekocht, als U ze in die maat kunt krijgen).
pos. 4
Om te beginnen leggen we eerst de „kiel”, in dit geval de bodem (pos. 4) en gaan daarbij uit van de veronderstelling, dat u het geheel uit metaal vervaardigd (uitgezonderd het dak, dat van hout wordt). De bodem maken we uit 1 mm halfhard messing. Ze wordt totaal 134 mm lang. Zink is ook te gebruiken, maar is vrij zacht en niet zo mooi te verwerken als messing. Nadat U het in de juiste vorm hebt gebracht, zet U de twee zijkanten zo scherp mogelijk om, liefst met ’n rubberhamer in twee metalen strippen in de bankschroef met een stukje hout, waarop u met een hamer naar hartelust kunt slaan zonder het risico te lopen, dat U de omgezette kanten uitklopt en een badkuip krijgt inplaats van een bodem. Boor tegelijk twee gaten van 3 mm voor de boutjes om later de draaistellen aan te bevestigen.
pos. 26
Vervolgens zijn de beide zijkanten pos. 26 aan de beurt, waarin zich de vier ronde „patrijspoorten” bevinden. Die mooie rand kunt U er ook op maken door van ½ mm messing een plaatje te maken 2 mm groter dan het ronde venster. U soldeert dit op de plaats, waar het venster moet komen en zaagt vervolgens het geheel met een metaalfiguurzaagje uit. U heeft dan een venster met rand. De beide zijkanten kunnen nu, wanneer ze klaar zijn, tegen de bodem worden gesoldeerd, de bodem met omgezette rand naar beneden komt de zijwand gelijk met de onderkant, zodat onder de gehele wagen enige ruimte is. Let op, dat alles haaks is en zonder bochten. Ter versteviging kunt U binnen in twee schotjes van dun messing aanbrengen, dat maakt het geheel solider en is van veel gemak bij het bevestigen van de beide frontstukken, pos. 6.
Pos. 6
Deze frontstukken zijn nu aan de beurt om uitgezaagd te worden en de ramden langs de voorruit en deurvenster kunnen volgens hetzelfde recept als boven worden verkregen. Nadat de diverse gaten zijn geboord, wordt het geheel in vorm gebogen, zodat het precies om de bodem en tegen de zijstukken aansluit. U kunt een strookje messing tegen de achterzijde solderen, zodat de las niet gezien wordt. Aan de voorkant wordt het overtollige soldeer door schrappen of vijlen weggewerkt.
pos. 10
Het dak, pos. 10, is één van de eerste voetangels, die we tegenkomen. Aan de hand van de tekening en met behulp van wat contramallen, snijden, steken en schuren slaagt u echter zeker met dit gedeelte van onze loc.
Het dak is van hout, aangezien dit, met het oog op het aanbrengen van de plateau’s van de stroomafnemers, ventilatiekap, enz. eenvoudiger is dan wanneer we dit uit messing zouden maken.
Wanneer U het dak van messing maakt heeft U toch ook een mal nodig gelijk aan de vorm van het houten dak. Op de tekening zijn de plaatsen aangegeven, waar het hout vlak wordt weggestoken. Het aanbrengen van de sponning, die rond het hele dak loopt, is het enige moeilijke werkje aan het dak. In een bankschroef klemmen, met een scherp mes langs een liniaal eerst insnijden en vervolgens het sponninkje uitsteken tot een plaatje messing van een ½ mm gelijk valt met de buitenkant van het dak.
Pos. 15
De plateaux (pos. 15) voor de stroomafnemers zijn vrij eenvoudig te vervaardigen van hout of hardboard.
Pos. 14
De ventilatiekap (pos. 14) is iets moeilijker. Hier zult U, ingeval messing wordt gebruikt, moeten kloppen. U kunt de kap ook van hout maken en door wegsteken de vier schotjes uit laten komen.
Pos. 13
Resten ons nu nog de twee loopvlaken (pos. 13). Deze maakt U volgens de tekening van messing van 0,5 of 0,3 dik. Na het in de juiste vormen brengen worden de beide zijkanten iets hol gevijld, zodat een passende aansluiting op het dak wordt verkregen. De beide loopvlakken worden op het dak bevestigd onder de beide stroomnemerplateaux.
We zakken nu af naar de draaistellen en bij het bestuderen van de tekeningen zult U ervaren, dat ook dit gedeelte vrij gemakkelijk is te maken, als U de tekeningen maar nauwkeurig aanhoudt.
Pos. 36
We beginnen met het aanmaken van de vier zijplaten (pos. 36) en zagen uit 1 mm messing en boren het geheel volgens tekening.
Pos. 42, 27, 29
De voorplaten tevens bufferbalken (pos. 42), evenals de achterplaten (pos. 27) en de centreerplaten (pos. 29) maken we ook uit 1 mm messing en zetten tegelijk om op de juiste maat.
pos. 41
Acht zandkisten (pos. 41) maken we van 4 mm messing of een stukje hardhout.
pos. 36A
De verstevigingsranden (pos. 36A) knippen we uit dun messing, buigen deze in de juiste vorm en zetten ze met wat soldeer in de openingen vast, er voor zorg dragend dat de binnenzijden der zijplaten vlak blijven.
pos. 38
We zagen nu de aspotdragers (pos. 38) uit 1 mm messing, zetten de beide lipjes naar voren om en bevestigen ze aan de binnenzijde van de zijplaten met boutjes Ml.6. Daarna boren we de asgaten in het midden van de aspotdrager op 6 mm van de bovenzijde.
pos. 37
Vervolgens draaien we of laten we de acht aspotten (pos. 37) draaien. Aan de achterzijde boren we ongeveer tot 2 mm diepte een gat van ±4 mm. We solderen nu de aspotten op de dragers, nadat we deze weer van de zijplaten hebben verwijderd.
pos. 40
Vervolgens maken we de veersteunen (pos. 40) uit 1 mm messing en zetten ze in de juiste vorm, waarna we ze op lengte maken om ze aan de binnenzijde van de zijplaten te solderen.
pos. 39
We brengen nu de aspotdragers met aspotten weer op hun plaats en maken van M2.6 of M3 boutjes wat imitatie spiraalveren (pos. 39) die we alleen op de lipjes van de aspotdrager solderen, zodat we de assen altijd zuiver kunnen stellen.
pos. 28, 3
Ook de wielen (pos. 28) draaien we of laten we draaien, terwijl uit zilverstaal van 2 mm Ø de assen (pos. 3) maken. Na de wielen op de as te hebben aangebracht, kunnen we het gehele draaistel monteren door de vóór- en achterplaat met de constructieplaat aan de zijplaten te solderen. Zorg er voor, dat de hele zaak goed haaks blijft! De zandkisten kunnen, wanneer ze van hout zijn gemaakt, met wat Velpon of Forticol worden vastgezet aan de zijkanten, gelijk met de vóór- en achterzijde van de draaistellen, of wanneer ze van messing zijn, gesoldeerd. Het klepje aan de bovenkant mag een stukje carton zijn, wat erop geplakt wordt.
pos. 31
De bladveren (pos. 31) zijn vrij eenvoudig te vervaardigen van dik papier af carton, welke we in repen snijden van steeds smaller wordend formaat. Dit hele stelletje wordt op elkaar geplakt en op breedte afgesneden, waarna U een uitstekend gelijkende bladveer heeft.
De veerstrop (pos. 32) uit ½ mm messing is gauw gemaakt, evenals het driekante blokje (pos. 30) wat boven in de veerstrop wordt gesoldeerd. De bladveer wordt in de strop geschoven en met wat lijm vastgezet.
pos. 35, 33
De stangen (pos. 35) worden van een dunne speld gemaakt, welke U door een schijfje carton (pos. 33) prikt. Dit schijfje carton is afval uit een holpijpje. De speld knijpen we op de juiste lengte af en laten er een druppeltje soldeer op vallen.

Dit is de originele NS-maatschets, die als uitgangspunt voor onze tekenaar diende bij het maken van de modelbouwtekeningen. Boven- en nevenstaande afbeelding is verkleind op dusdanige wijze, dat de spoorbreedte 16½ mm is, zodat ze op ware HO-grootte zijn. De maten zijn die van de originele bedrijfsgrote locomotief in mm. (Tekening: Ned. Spoorwegen)
Link naar de maatschets in een nieuw tabblad
Pos. 34
De stoelen (pos. 34) zijn door hun minimale afmetingen het beste te zetten op een hoekje staalplaat van VA mm dikte. Met de figuurzaag zagen we boven in een klein sleufje, zodat hier de speld en het schijfje in geplaatst kunnen worden. We solderen nu eerst de . stoelen op hun plaats en wanneer we in het onderste blad van de veer een keepje geven kan de gehele zaak „afgehangen” worden. Nu kunnen we ook de wielen met aspotten op hun plaats brengen, de draaistellen met een 3 mm boutje aan de bodem bevestigen en de loc zou kunnen rijden.
pos. 43, 44, 46, 47, 48, 49
We hebben nu nog de afschermplaten (pos. 43) aan te brengen, buffers (pos. 45, 46, 47 en 49), luchtslangsteunen (pos. 44) en het trekwerk (pos. 48).
pos. 1, 2
Pos. 1 zetten we van A mm messing en na uitgloeien geven we het de juiste vorm, hierna solderen we er (pos. 2) 1 mm messing draad boven tegen aan en planten dit samenstelsel met ’n paar druppels soldeer aan de voorzijde der draaistellen.
De afschermplaten zijn van A mm messing evenals de achterplaten van de buffers. Het trekwerk is eenvoudig gehouden, omdat we anders in goudsmidswerk vervallen. De liefhebbers kunnen het altijd perfectioneren.
pos. 5, 7
De luchtslangen (pos. 5) met steun maken we van A mm hard messingdraad en A mm plaat- messing, de sluitseinhouders (pos. 7) vijlen we uit een stukje 1 mm messing draad, dat we aan het eind plat slaan en tegen de voorzijde solderen.
pos. 52, 53
De trapjes, bestaande uit pos. 52 en 53, zijn volgens de tekening te maken, de treden van ½ mm messing, de stangen van ½ mm messingdraad en soldeer het geheel onder aan de wagen onder de deur.
Pos. 9, 11, 12, 50
De handrails (pos. 9) evenals de handgrepen (pos. 11, 12 en 51) zijn van ½ mm hard messing draad, de voetsteunen (pos. 50) zijn van 1 mm messing draad.
pos. 20
De stroomafnemer (pos. 20) met toebehoren is het meest lastige deel van onze loc, omdat, wanneer deze stroomafnemer
goed wil functioneren, zeer precies moet worden gewerkt.
Pos. 19
We beginnen met de montageplaat (nos. 19) in de juiste vorm te brengen. In de vier lipjes worden 1 mm gaten geboord, welke met een figuurzaagje open worden gezaagd. Ook de vier kleine gaatjes in de bodem voor montage op het dak worden niet vergeten. Daarna wordt de plaat omgezet.
pos. 18
We kunnen nu ook de beide blokjes (pos 18), die een onderdeel vormen van ’t luchtreservoir van de stroomafnemer, van hout of messing maken en op de montageplaat aanbrengen.
Nu komt de stroomafnemer zelf, die we uit hard messingdraad van ½ mm buigen. De bovenste draadvorm met diagonale tussendraad kunnen we eenvoudig solderen op ’n plankje waar eerst de vorm met potlood op is aangegeven. De draadeinden aan de onderzijde van dit gedeelte laten we langer, omdat we deze einden straks met een paar slagen om de onderste draadvorm slaan. Deze onderste draadvorm buigen we precies volgens de tekening met de binnenwaarts gerichte oogjes onder een hoek van ± 30° naar voren.
Pos. 21
De bovenplaat (pos. 21) uit ½ mm messing, wordt van boven van twee sleufgaten van 1 mm en 2 mm lang voorzien, aan de zijkanten komen gaatjes van ½ tot 0,8 mm. Het sleepstuk (pos. 22) vervaardigen we uit 1 mm messing en na het in de vorm brengen schuren we van de bovenkant de scherpe hoeken en randen af. De beide naar beneden gebogen lipjes vallen in de sleufgaten en laten dezen niet te ver onderuit steken. Van 0,3 of 0,4 staaldraad wikkelen we om een dunne breinaald wat spiraalveren, haken die aan het oogje, wat het dichtst bij de onderste stang zit naar tegenoverliggende draadvorm, daar echter niet aan het oogje maar gewoon aan het dwarsstukje, omdat deze spiraalveer anders beide helften naar elkaar toe trekt wat juist niet de bedoeling is. Met de tegenoverliggende helft doen we precies hetzelfde. Door niet beide oogjes aan elkaar te verbinden voorkomen we dat de stroomafnemer naar voren of naar achter kan omklappen. De spanning der veren moet zo zijn dat de stroomafnemer in de lipjes op de montageplaat wordt geklemd en soepel neer te drukken is.
pos. 16, 17, 23
Nadat de beugeltjes (pos. 16) zijn gemaakt uit ½ mm messing, monteren we de stroomafnemer op het dak met de isolatoren (pos. 17), die we uit een bolkopschroefje halen door dit schroefje in de boormachine met een vijltje de juiste vorm te geven. We maken dan gelijk de isolatoren voor de stroomrail (pos. 23) waarbij de stroomrail uit een stukje plat geslagen antennedraad gefabriceerd in de zaagsneden kan worden gesoldeerd.
pos. 8
De NS frontnummerplaten (pos. 8) (welke niet op schaal zijn getekend i.v.m. de duidelijkheid) kunt U op een stukje tekenpapier overnemen evenals de nummerplaatjes op de zijkanten (pos. 24).
pos. 25
De biezen (pos. 25) kunnen we met de nummerplaten na het beschilderen van ons model aanbrengen. De biezen zijn strookjes staniol, welke gewoon opgeplakt zijn. De koplampen zijn busjes van 3,5 mm en de sluitlichten op het dak zijn speldeknoppen van ± 2 mm.
De kleur van de bovenbouw is grijsgroen *), het onderstel lichtgrijs. Tussen de biezen is de kleur donkergrijs tot zwart, terwijl we de bufferbalken signaalrood houden. De handgrepen 51 en 9 kunnen worden vernikkeld of vertind. Het beste kunt U het model laten spuiten, dan vermijdt U alle risico van strepen, zakkers enz.
*) Dit nummer van HB is in de nieuwe NS-kleur gedrukt, zodat U dat als staal kunt gebruiken.
Ter afsluiting nog het model van de heer Quik en enkele afbeeldingen van de uiteindelijke winnaars (afkomstig uit Handig Bekeken juni 1951)

Het model van de heer Quik. De blauwe lak is de originele NS lak die op verzoek door de NS is opgestuurd naar de bouwer (de vader van de heer Quik)