De locomotieven van de NRS - 2
Origineel geschreven door J. J. B. Vellekoop
Gepubliceerd in Hobby Bulletin, maart 15e jaargang - 1963
Originele titel: Uit het stoomtijdperk der NS: Het locomotiefpark der N.R.S.
Goederenloc serie 50-57, 59-62 (N.S. 2801-2805)
Deze twaalf goederenlocomotieven met drie gekoppelde assen zijn in dienst gesteld in de jaren 1865-’81. Beide series waren praktisch aan elkaar gelijk. Ze hadden binnenliggende cilinders,dubbele frameplaten en waren van groter vermogen dan de nrs. 49 en 58. Vandaar dat ze de „grote goederenmachines” werden genoemd. De nrs. 50-55 hadden oorspronkelijk een houten machinistenhuis, dat later werd vervangen door een ijzeren met zijvensters. Afb. 14 toont ons de nr. 62 na overgang naar S.S. (nr. 1062). Van deze serie hebben 5 locomotieven de N.S.-periode bereikt.
Behalve de in 1869-’73 tot tenderlocomotieven verbouwde serie 37-40 werden sedertdien nog 4 series nieuw aangeschaft, vervaardigd door Sharp Stewart & Co.
Loc serie 71-77
Deze 7 tenderlocomotieven waren van het 1B type en hadden in afwijking van de tot dusverre door Sharp Stewart & Co. geleverde machines enkele frames en buitenliggende cilinders (afb. 15). Deze machines droegen het nummer voorop de schoorsteen in koperen cijfers. Ze werden in de jaren 1869-’73 in dienst gesteld en deden na de opening van de verbindingsbaan Amsterdam W.P.-Westerdok in 1880 aldaar dienst. Eerst omstreeks 1915 zijn deze machines door S.S. door sterkere met 3 gekoppelde assen vervangen in verband met de steeds zwaarder wordende treinen en de vele op dat baanvak voorkomende scherpe bogen.
Loc serie 178-183 (N.S. 5201-5203)
De 6 tenderlocomotieven waaruit deze serie bestaat, werden in de jaren 1877-’78 aangeschaft en waren eveneens van het 1B type met enkele frames en buitenliggende cilinders, doch waren van groter vermogen dan de nrs. 71-77. In afwijking van de cilindrische schoorsteen van de serie 71-77 had de serie 178-183 een tapse. Afb. 16 toont ons loc nr. 178 na overgang naar de S.S. (nr. 1178). Van deze serie bereikten 3 locomotieven het N.S. tijdperk.
Loc serie 284-287 (N.S. 5309, 5310)
Deze in 1883 in dienst gestelde 4 tenderlocomotieven waren van het 1B1 type. In afwijking van de twee vorige series hadden deze binnenliggende cilinders (afb. 17). Deze locomotieven waren de eerste, welke bij hun indiensttreding reeds van een Westinghouserem waren voorzien. Bij de voorgaande series werd deze pas naderhand aangebracht.
Loc serie 388-392 (N.S. 8201-8205)
Dit waren typische rangeerlocomotiefjes met z.g. „zadeltank”, zoals we reeds bij de N.B.D.S. hebben ontmoet. Ze werden in dienst gesteld in de jaren 1880-’81. Hoewel van een geheel afwijkend type dan de vorige series, verraadt de vormgeving toch wel de Engelse afkomst. In afwijking van de N.B.D.S. locomotief had het N.R.S.-model, evenals dat der H.S.M., in de voorwand van het machinistenhuis alléén twee ronde vensters. Behoudens dit kleine verschil geeft afb. 18 van deze N.R.S.-serie een juiste weergave.
Merkwaardig is dat bovengenoemde series tenderlocomotieven telkens in een volgend honderdtal werden genummerd terwijl de cijfers der eenheden en tientallen ook opvolgend waren. Zulks in afwijking van de vroeger toegepaste methode, waarbij de locomotieven achter elkaar aansluitend werden genummerd.
Sneltreinloc serie 101-109 „grote snellopers” (N.S. 1601-1609)
Kort voor de beëindiging der N.R.S.-exploitatie werden in 1889 als laatste serie nog 9 stuks 2B sneltreinlocomotieven in dienst gesteld, de z.g. „grote snellopers”. Evenals de N.B.D.S. 30-36 en de N.C.S. 71-78 in later jaren, trokken de N.R.S. 101-109 bij hun verschijning allerwege zeer de aandacht, want het waren hier te lande de eerste locomotieven met 2-assig loopdraaistel z.g. bogielocomotieven.
Ze werden geleverd door Sharp Stewart & Co. te Glasgow en waren in overleg met de N.R.S.-werktuigkundige J. Verloop Czn. ontworpen. Als eis was gesteld dat de loc in staat zou zijn een treingewicht van 200 ton op een helling 10 pro mille te vervoeren met een snelheid van 48 Eng. mijlen (77 km) per uur.
Teneinde aan deze voorwaarden te voldoen is men tot bovengenoemde assamenstelling gekomen: gunstige verdeling t.o.v. de toelaatbare asdruk en rustige gang bij hoge snelheden.
In de praktijk hebben deze locomotieven uitstekend voldaan en heeft de N.R.S. hiermede inderdaad pionierswerk verricht.
Gelukkig is één exemplaar dezer N.R.S.-serie bewaard gebleven, nl. de 107, welke is opgesteld in het spoorwegmuseum te Utrecht. Afb. 19 toont u deze locomotief, geschilderd in de oorspronkelijke kleur.
Het ter plaatse opgenomen kleurenschema is als volgt:
Donkerbruin: ketelbekleding, machinistenhuis van buiten (behalve dak), zij- en achterwand van de tender, locomotief- en tender frame-platen, bogiewielkappen en wielkasten.
Rood: vóór- en achterbufferbalk, drijfwielen, bogie- en tenderwielen, zijrand voetplaat, het uitgefraisde deel van de koppelstangen.
Zwart: rookkast met schoorsteen, bovenkant voetplaat, zijkant wielbanden, bufferhulzen, baanschuivers, kolommen v. d. veiligheid, dak machinistenhuis.
Banden en biezen: de verschillende vlakken van donkerbruin waren afgezet met zwarte buitenbanden met aan weerszijden witte bies, ketelbanden eveneens zwart met witte bies. Stoomdom, voetplaat veiligheid, nummer op schoorsteen, machinistenhuis en achterwand tender, dubbele band op wielkasten: blank koper. Machinistenhuis van binnen: grijs.
Locomotief nr. 105 heeft enige tijd bij wijze van proef bij de N.C.S. dienst gedaan op de lijn Utrecht-Zwolle alvorens door genoemde mij. in 1892 tot dit loc-type werd overgegaan (N.C.S. nrs. 21-25). Zij vervoerde toen de morgensneltrein Zwolle-Utrecht en de avondsneltrein in omgekeerde richting. Daar de draaischijf te Zwolle te kort was, moest elke avond de locomotief van de tender worden afgekoppeld. Naderhand is deze draaischijf door N.C.S. uiteraard verlengd.
Zoals reeds in het geschiedkundig gedeelte medegedeeld, eindigde op 15 oktober 1890 de N.R.S.-exploitatie. Van de 108 aanwezige locomotieven gingen er 54 naar S.S. en H.S.M., waarbij iedere serie behoudens een enkele uitzondering werd gehalveerd: de nummers werden door het lot beslist. Bij de S.S. werden de locomotieven vernummerd door het bestaande N.R.S.-nummer met 1000 te verhogen, bij de H.S.M. werden ze ondergebracht in de serie 300. Daar de aan S.S. toegewezen 5 locomotieven van de serie behoudens een enkele uitzondering 101-109 door de te korte draaischijven tot bezwaren aanleiding gaven, werden deze machines in 1891 aan de H.S.M. overgedaan, waardoor deze in het bezit kwam van de gehele serie. Dat deze locomotieven bij de H.S.M. zeer voldeden, getuigt wel het feit, dat deze serie in de jaren 1891-1903 met 50 stuks werd uitgebreid, eveneens gebouwd door Sharp Steward & Co.
Nadien werden de van de N.R.S. afkomstige locomotieven ter onderscheiding van de later in dienst gestelde de „Rijnbogen” genoemd en waren direkt te herkennen vanwege de tapse schoorsteen zonder sierrand.
Volledigheidshalve zij vermeld dat behalve de thans besproken spoorweglocomotieven door de N.R.S. in de jaren 1879-1892 nog 19 tramweglocomotieven (nrs.1-19) zijn aangeschaft voor de lijnen Den Haag-Scheveningen en Ede-Wageningen. Deze waren afkomstig van Merryweather & Sons, London. Het waren kleine 2-assige locomotiefjes, uiterst geschikt voor de tramdienst. Afb. 20 toont ons een dergelijk tramstel omstreeks 1885 voor het Rijnspoorstation te Den Haag. Dit materieel werd in de jaren 1880-’81 ook gebezigd ten behoeve van de reeds vermelde stoomtramdienst Utrecht-Harmelen.
Deze locomotieven hebben in de loop der jaren, zowel na overgang naar S.S. als naar N.S., steeds hun oorspronkelijke nummers behouden.
Het volgende hoofdstuk behandelt de Haarlemmermeer Spoorwegen.
Voor dit hoofdstuk zijn gegevens ontleend aan een artikel van wijlen ir. P. Labrijn in het tijdschrift „Spoor- en Tramwegen” en Jaarverslagen N.R.S.