Maak zelf vliegers met de bouwtekeningen


Origineel geschreven door een onbekende schrijver
Gepubliceerd in VT Vrije Tijd, juli 1969
Originele titel: Dat zijn pas vliegers
Het originele magazine waarin dit artikel staat heb ik dubbel en is daarom te koop. Heb je interesse? Stuur even een berichtje!

vliegers2Vliegeren is een bezigheid die zich plotseling als een minirage kan ontpoppen en zich dan zo snel als een griepvirus met overwerk door een straat of wijk kan verspreiden. Vandaag nog staat het zoontje van de buren in zijn eentje glunderend te genieten van de winderige luchtdoop van zijn nieuwverworven vlieger, maar morgen hebben al zijn vriendjes, die het schouwspel met hunkerende blikken hebben gevolgd, hun respectieve vaders dusdanig onder geestelijke druk gezet, dat de vliegerepidemie een feit is en de massaproduktie op volle gang is geraakt.
Vliegers maken is geen kunst, maar om de maker te zijn van een echte hoogvlieger, een uitschieter die allerwegen bewondering kan afdwingen, daar komt nog wel iets meer voor kijken. Dat is een kwestie van improviseren met als basis een spectaculair en uitgekiend ontwerp. Dat eerste moet u een beetje in het bloed zitten, maar voor het laatste zorgen wij.

vliegers3Ster
Het eerste ontwerp is een stervormige vlieger. Het geraamte hiervan wordt gevormd door drie vurehouten latten, die, om de vlieger de gewenste grootte te geven, ongeveer 1,5 m lang moeten zijn. Deze latten meten voorts 2x1 cm. We bepalen het midden van die latjes en bevestigen ze op die middelpunten met een spijkertje aan elkaar. De latjes komen gekruist over elkaar te liggen. De hoeken die de latjes onderling met elkaar vormen, moeten 60 graden bedragen. Wanneer we dit nagegaan en eventueel bijgesteld hebben, kunnen we de latjes met een tweede spijkertje vastzetten, waarna de verbinding door het omwikkelen met vliegertouw verstevigd kan worden.
Vervolgens worden aan het middelpunt van het geraamte zes spanlijnen vastgeknoopt. Deze spanlijnen zijn ieder precies gelijk van lengte (ongeveer 50 cm). Aan het eind van iedere spanlijn wordt een klein lusje geknoopt. We doen er verstandig aan om bij het aanbrengen van deze spanlijnen de lengte van iedere lijn steeds te vergelijken met die van de eerste, zodat er zo weinig mogelijk lengteverschil zal ontstaan.
De kopse kanten van de latjes gaan we voorzien van een inkeping, die ongeveer 3 mm diep moet zijn. Dit kan met een scherp mesje, maar ook met een kapzaagje gebeuren. Wanneer we na dit onderdeel vliegertouw door de lusjes van de spanlijnen en de inkepingen in de latjes spannen, ontstaan automatisch de contourlijnen van een ster. De eindpunten van dat stuk touw worden op de kopse kant van een van de latten vastgeknoopt. Hierna meten we de onderlinge hoeken tussen de latten weer even na.
Voordat we het geraamte van de vlieger gaan beplakken met vliegerpapier, knippen we uit krantenpapier een mal van een segment. We gaan bij het beplakken uit van zes segmenten. Deze segmenten worden gevormd door twee spanlijnen en twee contourlijnen. Bij het knippen van de mal houden we over de hele omtrek een extra ruimte van ongeveer 4 cm aan.
We gebruiken bij voorkeur drie verschillende kleuren vliegerpapier. Wanneer we de zes segmenten aan de hand van de mal uitgeknipt hebben, gaan we deze aan elkaar plakken, waarbij ze elkaar 3 a 4 cm overlappen. Voordat het laatste segment vastgeplakt wordt en de stervorm dus compleet geraakt, worden de vastgeplakte segmenten voor de laatste maal gecontroleerd om na te gaan of ze overeenstemmen met het geraamte. Waar dit niet het geval is, moeten ze worden bijgeknipt.
Vervolgens wordt het vliegerpapier aan het geraamte vastgeplakt. Hiervoor gebruiken we celluloselijm of behangsellijm. Op de hoeken van de stervorm wordt het vliegerpapier schuin weggeknipt. Wat er aan papier buiten de contourlijnen van de ster uitsteekt, wordt als een soort zoom omgeslagen en vastgeplakt. Wanneer dit achter de rug is, spannen we nog een touw rondom de uiteinden van de latjes. Om dit touw worden stroken vliegerpapier gelijmd, die later tot franje geknipt worden.
Aan de voorzijde van de vlieger maken we nu een bovenlus en een onderlus. De bevestigingspunten van de bovenlus komen op twee aan elkaar grenzende latjes en wel op ongeveer twee-derde van de lengte, gerekend vanaf het middelpunt. De onderlus wordt op dezelfde wijze bevestigd aan de twee tegenoverliggende latjes. De bovenlus is korter dan de onderlus. Wanneer beide lussen aan elkaar geknoopt zijn en strak staan, dient de onderlus met het vlak van de vlieger een hoek te vormen, die iets kleiner is dan 90 graden. Aan het knooppunt van die twee lussen knopen we een kort stukje touw, waar de lijn via een lusje aan bevestigd wordt. We controleren daarna of de vlieger in balans hangt.
Aan de achterkant van de vlieger wordt eveneens een lus gemaakt, die aan twee aan elkaar grenzende latjes vastgeknoopt wordt. Aan deze lus komt de staart van propjes papier te hangen.

vliegers4Clown
Het tweede ontwerp, de clown, wordt gemaakt van latjes, bamboe en rotan. We beginnen met een latje van 2x1 cm en ongeveer 120 cm lang. Aan het ene uiteinde van het latje worden twee latjes van 2 x i cm en 60 cm lang vastgetimmerd, zodanig dat ze vorksgewijs van elkaar gebogen kunnen worden. Deze latjes moeten over een lengte van ongeveer 10 cm met de eerstgenoemde lat verbonden zijn. De bevestiging verstevigen we met vliegertouw.
Bij de uiteinden van de twee latjes van 2 x 1/2 cm wordt een hoekje weggebeiteld van lxl cm. We buigen nu deze latjes van elkaar en bevestigen het uiteinde van ieder latje met spijkertjes en touw aan een basislat van 70 cm lang en 1 x 1 cm. De verbindingsplaatsen liggen op 20 cm vanaf de kopeinden van die basislat. Deze latten tezamen vormen straks de contourlijnen van benen en voeten.
Een bamboestok splitsen we met een scherp mesje in tweeën, zodat hij gemakkelijk buigbaar is. De stok wordt tot een halve cirkel gebogen en op spanning gehouden door middel van een touwtje.
We weten inmiddels wat de boven- en onderkant van de vlieger is, maar we moeten nu nog even goed opletten bij het bepalen van de voor- en achterkant. Aan de voorkant van de vlieger komen de inkepingen in het houten geraamte, zoals we er reeds twee gemaakt hebben in de twee gebogen latjes. Een smalle inkeping (aan dezelfde kant) komt ook in de rechte staande lat en wel op 35 cm vanaf de bovenkant van de vlieger. In deze inkeping wordt de gebogen bamboestok met vliegertouw bevestigd. Het spankoordje van de bamboestok zetten we met een klein spijkertje op de verticale lat vast.
Het hoofd ontleent zijn contourlijnen aan gebogen rotan. Rotan kan onder de warmwaterkraan tot de gewenste vorm worden bewerkt. De vorm is hier ovaal, terwijl de grootte natuurlijk proportioneel moet overeenstemmen met de rest van het lichaam. De uiteinden van de gebogen rotanstok snijden we met een mesje schuin af, zodat er geen verdikking ter plaatse van de verbinding zal ontstaan. Deze verbinding wordt eveneens omwikkeld met vliegertouw. Het hoofd wordt nu boven en onder met een spijkertje op de verticale lat vastgezet. Een dun latje markeert de hoed. Dit latje steekt daarom aan beide zijden van de rotanhoepel uit. Dit latje wordt haaks op de verticale lat gespijkerd. Twee touwtjes, die gespannen zijn tussen kop en schouders, gaan de contourlijnen vormen van de nek.
Terug naar het voeteneind van de vlieger. Daar waar de gebogen latjes met het basislatje verbonden zijn, knopen we een touwtje van ongeveer 15 cm vast. Aan het eind van deze twee touwtjes komt een lusje. Vanaf een uiteinde van de bamboestok wordt nu een draad getrokken door het lusje van een van die touwtjes. Deze draad wordt aan het kopeinde van de basislat via een inkepinkje bevestigd. Aan de andere zijde herhalen we deze werkzaamheden. De contourlijnen van de clown zijn daardoor gereedgekomen.
Het beplakken met vliegerpapier gebeurt natuurlijk naar eigen inzicht en smaak. Gebruik voor romp en benen bij voorkeur twee contrasterende kleuren. Plak deze vellen papier aan elkaar vast en plak bovendien ter hoogte van de enkels twee kleinere velletjes papier van een donkere kleur aan het vel papier, dat onder het middel geplakt wordt, vast. Op een dergelijke wijze kunnen we de clown voorzien van laarsjes. Houd bij het plakken rekening met een „zoom", die omgevouwen en vastgeplakt wordt, en knip deze „zoom" bij de hoeken en daar waar sprake is van gebogen lijnen schuin in. Het hoofd en de nek worden op dezelfde manier beplakt. Gebruik wit papier voor gezicht en nek en zwart voor de hoed. Een grappige gezichtsuitdrukking kan met een viltstift op het witte papier aangebracht worden. De tors kan naar believen beplakt worden met een strik en knopen.
Op ongeveer 20 cm vanaf de basis wordt een onderlus bevestigd en wel aan beide gebogen latjes. Daar waar de bamboe stok en de verticale lat bevestigd zijn, wordt een touw vastgeknoopt. Dit stuk touw wordt zodanig aan de onderlus beves tigd, dat zij in strakgespannen toestand een hoek van ongeveer 90 graden zullen vormen. Bij de hakken wordt eveneens een lus aan de basislat vastgeknoopt. Hieraan komt de staart te hangen.

vliegers1Molen
De molen is een iets ingewikkelder ontwerp, vooral voor wal betreft het draaimechanisme, maar een vlieger met een derge lijke uitzonderlijke vorm is dan ook extra aantrekkelijk. Het houten geraamte van de molen wordt gevormd door drie latten, te weten een lat van 1,5 m en 1 x 2 cm en verder twee latten van 1 meter en 1 x 1 cm. De langste lat fungeert als verticale staander. De basis van de vlieger wordt gevormd door een van de twee kortere latten die aan een uiteinde van de verticale lat wordt bevestigd door middel van vliegertouw. De tweede lat wordt 50 cm daarboven en evenwijdig aan de basislat op de verticale lat vastgezet.
Voordat we de bovenkant van de vlieger samenstellen, bepalen we waar het draaipunt voor de wieken zal komen. Het is van groot belang dat de wieken straks voor niet meer dan de helft boven de top van de molen uit zullen steken. Daarna buigen we een in tweeen gesplitste bamboestok tot een halve cirkel. Tussen beide uiteinden van deze bamboestok wordt een spantouw bevestigd. Wanneer deze bamboeboog aan de top bevestigd is, moet dit spantouw iets onder het draaipunt van de wieken komen te liggen.
Ongeveer 7 cm vanaf de uiteinden van de twee horizontale latjes van de onderbouw maken we een inkeping. Vervolgens worden aan beide uiteinden van het bovenste horizontale latje door middel van een haakse keepverbinding twee latjes van 1 x 1 cm en 7 cm lengte bevestigd. De verbindingen worden met vliegertouw versterkt. Daarna spannen we touwtjes tussen de latjes van de onderbouw en de gebogen nok en wel via de in kepingen. Tussen de twee korte latjes wordt eveneens een touwtje gespannen. Dit touwtje markeert de omloop van dr molen.
Iedere wiek kunnen we op zich als een klein vliegertje beschouwen. Het geraamte van een wiek bestaat uit drie latje; te weten een latje van 60 cm, een latje van 20 cm en een latje van 13 cm. Ze meten verder lxl cm. De korte latjes worden aan weerszijden van de langere lat bevestigd door middel van een keepverbinding. De verbindingen worden versterkt met vliegertouw. De vleugels van de wieken worden gemarkeerd door gespannen touwtjes. Een en ander staat op de werktekeningafgebeeld.
Het draaimechanisme bestaat uit een vierkant stukje multiplex van 13 x 13 cm en 10 mm dik, waarin in het midden een gat is geboord. In dit gat past een koperen busje van ongeveer 2,5 cm lang en met een binnenmaat van ruim 5 mm. Aan dit koperen busje solderen we een koperen plaatje, waarin voorgeboorde gaatjes zijn aangebracht. Dit plaatje wordt vastgeschroefd aan het multiplex. In het busje past een bout met een doorsnee van 5 mm en een lengte van 5,5 cm. Deze bout is voorzien van een oog. De bout wordt door middel van een moer en een tegenmoer opgesloten in het busje.
vliegers-werkbladWe gaan eerst de wieken diagonaalsgewijs op het multiplex vastlijmen en vastschroeven. Het is aan te raden de latten voor te boren. Dit gebeurt aan de kant waar het oog komt te zitten Het beplakken van de molen, dat daarna aan de beurt is, geschiedt bij voorkeur in vier kleuren, zodat de kap, de romp, de wieken en de onderbouw duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn. Daarna kunnen we de bout van het draaimechanisme (met daaraan vast de wieken) in het daarvoor bestemde gat in de verticale lat schuiven en door middel van twee ringetjes of plaatjes en een borgmoer vastzetten. Controleer of de wieken voldoende vrij draaien van de molen en of ze ook niet al te soepel of te zwaar draaien. Dit laatste kunt u eventueel nog bijregelen door de eerdergenoemde moer en tegenmoer waarmee de bout in het busje is opgesloten, te verstellen.
Na de bevestiging van de wieken wordt aan de onderlat een lus gemaakt, terwijl aan de ring van het draaimechanisme een touw geknoopt wordt, dat aan die lus bevestigd wordt. Controleer nu of de vlieger in balans hangt en een schuine stand zal innemen. Een tweede lus aan de basislat is bestemd voor de bevestiging van de staart, gemaakt van propjes papier.

Het originele magazine waarin dit artikel staat heb ik dubbel en is daarom te koop. Heb je interesse? Stuur even een berichtje!