Hoe een gasfabriek in model te maken?
Origineel geschreven door een onbekende schrijver
Gepubliceerd in Miniatuurbanen, oktober Jaargang 7 - 1963
Originele titel: Gasfabriek, naar werkelijkheid
Op vele banen ziet men fabrieken of fabriekscomplexen die op zichzelf heel mooi zijn, maar desondanks niet logisch van opstelling. Het is natuurlijk niet altijd mogelijk om een bepaald object tot in de finesses na te bouwen, maar er moet toch een zekere logica in zitten! Een gashouder bijvoorbeeld zonder de daarbij behorende gebouwen en installaties heeft geen zin. Maar wat hoort erbij, hoe werkt het en hoe moeten we het opstellen? Voor deze vraag zaten we op een gegeven ogenblik. We hadden een stad gebouwd en daar hoorde een gasfabriek bij.
We hadden wel gehoord van retorten, koelers enzovoort, maar hoe moesten we die zo maken, dat het enigszins op de werkelijkheid leek? We zijn ons licht eens gaan opsteken bij een kleine gasfabriek "in een gemeente in het westen des lands".
De directeur van het bedrijf was zo vriendelijk, ons rond te leiden en alles uit te leggen. Het is voor een waarheidsgetrouw nabouwen van zo'n fabriek wel van belang iets te weten over het hoe en waarom.
De steenkool wordt per spoor of boot aangevoerd, met een portaalkraan gelost en opgeslagen in een kolenbunker. Vandaar gaan de kolen via een kolen-opvoerinstallatie (emmertjes aan een ketting) en een transportgoot naar de werkvloer op de eerste etage in het stook- en retortengebouw. De ovens beneden zijn samengebouwd met de retorten erboven en vormen eigenlijk een geheel. Retorten zijn lange tunnels (ongeveer 5 meter lang en een halve meter in doorsnede), aan beide uiteinden afgesloten door zware deuren. Om deze tunnels is ruimte voor de vlammen van de ovens en ze zijn voorzien van een afvoerpijp, waardoor het door de vlammen opgewekte gas wordt weggezogen via een bak water (voor het ontteren van het gas) naar de koeltoren en zuiveringskist. Hierna gaat het via een drukpomp naar de gashouder, waar het wordt opgeslagen en via drukregelaars en diverse afsluiters naar de verbruikers geleid. Als het gas is weggezogen, gaan de deuren weer open. De hete massa cokes wordt via de achterste deuren naar buiten geduwd. Daar wordt er water op gespoten omdat de hete massa ontvlamt zodra er lucht bijkomt. Via een transportgoot wordt de inmiddels wat afgekoelde cokes naar beneden gebracht, gebroken en daarna weer als brandstof voor de ovens gebruikt. Aan de hand van de tekening is de gang van zaken duidelijk te volgen.
De bouw van de gasfabriek.
De belangrijkste onderdelen zijn:
• De gashouder: gebouwd van het Vollmer-pakket 5725.
• Koeltoren: Vollmer-bouwdoos 5601. Een goede toepassing van dit artikel, waar we eigenlijk nooit goed raad mee wisten.
• Zuiveringsinstallatie: Samengebouwd met de koeltoren op het dak van het gebouw. Vollmer-ketel 5001 met twee bordessen Vollmer 5002, staande op een voetje uit het aanvullingssortiment olieraffinaderij 5022.
• Regelhuisje: Vollmer buizenopslagplaats 5720. De buizen worden gebruikt als schoorsteenpijpen, de transportvloer voor een looppad op de kolenbunker en de steunen voor een bordes aan de opvoertoren.
• Stook- en retortenhuis: Faller muurplaten 961 of Vollmer muurplaten 6028. Het vakwerk is gemaakt van hoek- en platte profielen uit Faller profielensortiment 540.
Het dak is gemaakt van dakplaten Vollmer 6026, het opbouwtje eveneens van deze dakplaten, van enkele profielen en hekwerk (ventilatieopeningen). De ramen uit het Faller sortiment 955, de schoorsteen is Vollmer 6017.
• Kolen-opvoertoren: Vollmer sortiment 5022 en Kibri telefoonpost 9472.
• Kolenbunker: van Realix-houtjes; Vollmer draaikraan 6019, dat staat op loopplank van Vollmer 5720 (op maat gesneden). De hokjes aan de kolenbunker zijn bijgebouwen uit Faller 956. Het border aan het stookhuis is uit Vollmer 5720.
• Transportgoten: de toevoergoot voor steenkool van een reepje plastic,de opstaande kanten stukjes Realix-houtjes. De goot is ondersteund door twee op maat afgezaagde bovenleidingsmasten van Jouef, die het idee geven van een vakwerkconstructie. De afvoergoot voor de cokes aan de andere kant van het gebouw is eveneens van reepjes plastic, maar omdat het metaal moet voorstellen (hete cokes) kunnen hier geen houten opstanden op komen. Helemaal van plastic maken dus. De steunen komen uit het sortiment Vollmer 5022. Onder het einde van deze goot komt een metalen wagen te staan, die de cokes naar de ovens brengt.
• Portaalkraan: Airfix bouwdoosje. Staat op rails van Faller-profielen.
Het fabrieksterrein is driehoekig en aan twee kanten door sporen begrensd. Links is de ingang voor "wegverkeer" en de verbinding met de stad. Het spoor aan de onderkant wordt over-brugd door de portaal-kraan en is voor het opstellen van de kolen-treinen. Rechtsboven drie sporen, waarvan de bovenste twee de dubbelsporige doorgaande lijn is en het onderste het rangeerspoor, dat tevens naar boven doorloopt naar een ander industrieterrein. De kolentreinen komen dus van het hoofdspoor via een overloopwissel op het rangeerspoor en worden achteruit het industriespoor of het gasfabriekspoor opgeduwd. De uitloper rechtsonder is lang genoeg voor de langste kolentrein. Deze bestaat bij ons uit twaalf TRIX goederenwagentjes van het vierkante model met een 1C1-lok. De twee rechte zijden van het terrein zijn 57 cm lang, de korte zijde is iets afgerond hij heeft een lengte van ongeveer 35 cm (recht gemeten).
Verklaring van de letters:
A: Kolenbunker met kraantje
B: Kolenopvoerinstallatie met stortgoot
C: Stook- en retortengebouw
D: Schoorsteen
E: Gereedschaphuis
F: Regelhuis met drukpomp en afzuiginstallatie
G: Koeltoren
H: Zuiveringskolom (op dak van koeltorengebouw)
J: Gashouder
K: Portiershuis
L: Portaalkraan.
De kolenbunker meet in millimeters 150 X 55 X 25. Geheel gemaakt van Realixhoutjes, in de lengte bij elkaar gehouden door kleine I-profielen van Faller. De loopplank is de transportvloer van het Vollmer-doosje met de buizenopslag. De kraan is op deze loopplank gelijmd.
De kolenopvoerinstallatie is gemaakt van drie constructiedelen uit Vollmer 5022, staande op een voetje van steentjesplaat van 25 x 25 x 30 mm. Hier bovenop een hordes van plasticplaat met hek dat aan een kant open blijft, waarop de telefoonpost van Kibri wordt gelijmd. De voorste wand met deur is weggelaten en iets ingekort, waardoor het vierkant wordt. In het huis een blok hout om de machinerie te imiteren. De goot loopt schuin naar beneden naar de werkvloer in het retortengebouw. Bordessen van afval. Ladders van Faller. Lengte goot 125 mm, breedte en diepte ongeveer 10 mm. De opvoerbuis in de constructie is van een stuk hout van 10 x 10 mm. De opvoertoren komt IN de kolenbunker te staan op een voet van steentjesplaat. De voet wordt rommelig met kolen bedekt. Het stookhuis is lang 145 mm, breed 65 mm. De hoogte van de zijmuren is 100 mm, hoogte daknok 115 mm. De dakopbouw is 67 mm lang, 35 mm breed en 12 mm hoog. Het dak wordt gemaakt van twee dakplaten 105 X 40 mm, waarin een uitsparing (zie tekening) van 65 X 17 mm. De nok van het dak verstevigen met het grote I-profiel van Faller. De dakopbouw is van twee dakplaten 68 X 22 mm, de binnenconstructie van profielen, de kopeinden van steentjesplaat en de ven-tilatieopeningen zijn afgesloten met Faller hekwerk voor bruggen. Alle hoeken afwer-ken met hoekprofielen, evenals de raamlijs-ten.
Afstand kolenbunker tot stookhuis 95 mm. Binnen het stookhuis bevinden zich beneden de ovens (steentjesplaat) en bovenin de retorten. Deze zijn gemaakt van stukken elektriciteitspijp (plastic) die recht op de werkvloer zijn gelijmd tegen een tussenmuur, die in de lengte van de bovenverdieping in het midden loopt. Aan de andere zijde van die muur eveneens retorten, waar dus de cokes uitkomt die via de afvoergoot naar beneden worden getransporteerd. Het geheel zwart maken, de gebouwen vuilzwart en onder de opvoerinstallatie wat kolengruis strooien. Echt kolengruis is erg mooi, het laat vuile strepen achter en glinstert net als echte steenkool. De werkvloer ligt op 55 mm hoogte.