Een Wipwatermolen voor in de tuin of etalage


Origineel geschreven door G. Sepers
Gepubliceerd in Hobby Bulletin, februari 14e jaargang - 1962
Originele titel: Bouwbeschrijving wipwatermolen (2)
DORPSMAQUETTE met wipkorenmolen met stelling. Het kerkje is in verhouding helaas te klein.

DORPSMAQUETTE met wipkorenmolen met stelling. Het kerkje is in verhouding helaas te klein.

Wanneer we een grotere molen maken dan kunnen we niet meer met blokjes werken maar moeten alles opbouwen uit latwerk en hierover bekleding aanbrengen.
Ook bij een groot model beginnen we bij het ondervierkant (2), dit wordt voorzien van vier opstaande latjes met aan de onderkant een sponning voor een bodem van multiplex. De bodem spijkert men vast in de opstaande kanten. Over dit vierkant maakt men een plat vierkant raamwerk, de hoeken half om half in elkander gewerkt. Dit vierkant spijkert men op de bovenkant staande rand (2). Het steekt aan elke zijde ongeveer 12 mm over. Vervolgens maakt men het kraaiennest (19) en dan de schuine latten ter verbinding van 2 met 19.
Deze latten worden afgewerkt in de richting van het vierkant, opdat de bekleding vlak komt te liggen over vierkant en hoeklatten. Tussen de onderberrie van bovenhuis en bovenkant kraaiennest liggen twee platte ringen, de één halfrond, de ander plat.
De kuip (18) van hard hout wordt op vereiste lengte en dikte gemaakt, deze moet pas zijn in het vierkant van 19. Aan de bovenzijde en in het midden wordt een gedeelte van 18 rond gemaakt zodat 1/3 van de breedte vlak blijft.
Op dit vlakke gedeelte worden kleine stukjes hout gelijmd en afgewerkt naar de cirkel.
De lengte van het ronde gedeelte is iets meer dan de afstand bovenberrie (16) tot onderberrie (17), zodat het bovenhuis (4) vrij kan ronddraaien. De onderkant met latjes aan de schuine hoeklatten verbinden.

Bovenhuis

Het bovenhuis (4) wordt vervaardigd van latwerk met pen en gat verbonden (37) en aan de einden volgens tekening afgewerkt. De daklijsten (37) zijn aan de buitenzijde gelijk met de hoekstijlen. Ook de vangbalk (36) kan men er in maken, evenzo de Vangstok (31), deze zijn op de juiste wijze aan elkander verbonden door een koordje.
De vanghaak (30) wordt gemaakt van plaatijzer en opgehangen aan de binnenzijde van 37. In de bovenzijde moeten er meerdere gaten zijn, om de juiste stand te krijgen voor de rem. Bij het omlaag trekken van 31 gaat 36 omhoog en ontspant de band of draad om het aswiel, zodat de wieken kunnen draaien.
Bij het ophangen van 30 is het een vereiste dat deze zover uit 37 hangt, dat hij naast 36 komt te hangen aan de binnenzijde, dus een klosje achter 30 aanbrengen.
In de vangbalk (36) wordt een ijzeren pen geslagen waar de vanghaak (30) in komt te liggen bij het omhoog trekken. Over de vanghaak wordt een beu-geltje gemaakt dat de vanghaak behoedt voor verandering van de stand. Toch moet de vanghaak voldoende ruimte hebben om te slingeren.

hb62-01jan-1De kap

De beide schenkels (35), één voor en één achter, worden gemaakt van multiplex De voorste heeft een sleuf voor de as (27) met voldoende ruimte. Deze as staat voor op 37 en ca. 12 mm lager ook achter op 37, welke aan de onderkant ingekeept is voor de bekleding. Op 37 ligt aan de voorzijde het wincl-peluw 39 van hard hout. Hierop staan twee stijltjes naast het aslager, die met een pen in 39 staan en boven tegen de schenkel komen. Tegen de schuine kant wordt een dun hardhout plankje gespijkerd en afgewerkt volgens de richting van schenkel naar schenkel opdat dit één lijn wordt, evenzo twee plankjes van dezelfde dikte, die half op het stijltje en aan de onderkant op 39 komen. Het gat wordt gevuld door twee plankjes met dwarse draad.
De zij- en onderplankjes mogen niet op 39 worden vastgemaakt. Tussen de stijltjes wordt het aslager geplaatst, achteraan komt een lager met kleiner gat omdat de as daar dunner is. Achter op een schuin geplaatst dwars balkje, waarop 37 ligt, komt een balkje met een plaatje ijzer waar de as tegen draait.
De as (27) is van staal, achter dunner afgedraaid met een bol eind, vóór schroefdraad met moer. In het midden op de plaats van het vangwiel (26) een platte kant vijlen voor de spie van het wiel.
Het vangwiel (26) is gemaakt van hardhout met aan beide zijden een plaatje ijzer met vier schroeven verbonden, In dit wiel is een V-vormige groef gedraaid voor de draad die er omheen loopt, dit kan elektrisch draad zijn met gummi isolatie.
Aan een eind is deze draad aan 37 verbonden en loopt om het wiel naar 36. Wanneer de vangbalk in de hoek gelicht wordt dan moet de draad slap zijn, doch niet van het wiel kunnen vallen.
Is deze binnenbeweging geheel compleet en in orde dan kunnen we de bekleding aanbrengen zoals bij het kleine model, maar nu van 3 mm triplex of board. Over de schenkels spant men blik of aluminium.

Staart, trap en schoren

Deze worden als bij het kleine model gemaakt, uitgezonderd de haspel 14. Deze wordt gemaakt van hout met afgedraaide as en achtkante kop. De spaken van taai hout en met twee ringen op maat verbonden. De deuren, ramen en schepradkast zijn gemaakt als van het kleine model. Aan de achterschenkel wordt een versiering aangebracht rond de kapschenkel en een dwarsregel, plus makelaar (65), dit alles van dun triplex.
De askop 28 is van hardhout en gelijk aan het kleine model, achter de binnenste (holle) roede wordt een ijzer bandje gelegd met een pen door askop en as heen en op het bandje geklonken. De askop wordt tegen de dikke kant van 27 geschoven en een plaatje met omgezette rand over de askop gelegd, in het hart een gat voor de as, over het plaatie een ring en moer, zodat de as gelijk is met de moer.

Roede met latten

Deze (22) vervaardigt men gelijk aan het kleine molen, behalve het aanbrengen van de latten (25). De latten worden gemaakt van wit hout en aan het eind rond bijgewerkt. Weer even langer houden dan de juiste maat om later op maat af te werken. In de roede worden deze latten in de lengte verdeeld waarin gaten worcen geboord in de richting van de schuin afgewerkte voorkant en zoveel mogelijk aan de voorzijde. Zie voor de stand van deze latten 25 op de bijlagetekening.
Enkele latten werden met lijm in de roedegaten gestoken. De zoomlatten (24) worden met zeer dunne kleine nageltjes verbonden aan de heklatten (25). De windborden (23) worden van dun hout en met klosjes aan de achterzijde tegen roede en bord gezet.
In beide roeden wordt een gat geboord ter dikte van de afgedraaide as. Als de roeden in de askop zijn geplaatst, ziet men een opening bij de voorste roede, deze vult men op door een klosje hout aan de roede te maken.

Grondvlak

Gemaakt als klein model van twee lagen hout met een latje om de buitenkant. Ook kan men dit grondvlak achtkantig maken, maar bij de waterlopen niet zoveel wegnemen voor de waterloophekken, aangezien bij het draaien van het bovenhuis de trap vrij moet lopen van de hekken. Het geheel tenslotte volgens het schema in HB jan. schilderen.

  • Dit artikel is bedoeld als inspiratie om zelf aan de slag te gaan. Het is niet per se een 1 op 1 handleiding omdat bijvoorbeeld sommige dingen niet meer leverbaar zijn, of er zijn inmiddels betere materialen of oplossingen beschikbaar.
    Zie het vooral als inspiratie en haal er de voor u bruikbare dingen uit.